Audi Q5   Aanwijzingen voor het rijden   Rijden met aanhangwagen  Rijden met aanhangwagen
De aanhangwagenstabilisator helpt om het gevaar van slingeren van de wagen bij het rijden met een aanhangwagen te verminderen.
De aanhangwagenstabilisator werkt alleen bij ingeschakeld ESP en indien er geen storing in het ESP is Link.
Wanneer wordt de aanhangwagenstabilisator ingeschakeld?
Om de aanhangwagenstabilisator in te schakelen moet gelijktijdig aan de volgende punten zijn voldaan:
  • het ESP mag niet in de offroad-functie zijn geschakeld Link,
  • de steker van de aanhangwagen moet correct op het stopcontact van de wagen zijn aangesloten en
  • de rijsnelheid moet hoger dan ca. 65 km/h zijn.
Werking van de aanhangwagenstabilisator
De bestuurder kan in veel gevallen door afremmen van de trekkende wagen een slingerende aanhangwagen stabiliseren.
Herkent het ESP bij rijsnelheden boven 65 km/h dat de aanhangwagen slingert, dan wordt de trekkende wagen automatisch door het ESP vertraagd en worden de wagen en aanhangwagen gestabiliseerd. Daarbij gaat het controlelampje in het instrumentenpaneel knipperen. Onnodige stuurbewegingen vermijden.
Als waarschuwing voor het achteropkomende verkeer wordt bij het automatisch afremmen door de aanhangwagenstabilisator het remlicht ingeschakeld.
Tijdens het rijden kan het voorkomen dat een lichte aanhangwagen behoorlijk slingert zonder dat de aanhangwagenstabilisator ingrijpt.
Als de remlichtaansturing van de aanhangwagen defect is, wordt dit op het display in het instrumentenpaneel aangegeven Link.
Voorwaarden voor de werking van de aanhangwagenstabilisator
Indien aan deze voorwaarden niet of slechts gedeeltelijk wordt voldaan, kan de aanhangwagenstabilisator slechts gedeeltelijk of helemaal niet ingrijpen ATTENTIE!.
  • De elektrische verbinding tussen de aanhangwagen en de wagen mag niet defect zijn. Deze moet zoals voorgeschreven werken.
  • De lading op de aanhangwagen moet zoals voorgeschreven zijn vastgezet.
  • De bandenspanning van de wagen en de aanhangwagen moet aan de belading zijn aangepast.
  • Benut de toegelaten kogeldruk.
  • De oplooprem van de aanhangwagen moet goed zijn afgesteld. Alleen daardoor kan de benodigde aanhangwagenvertraging worden opgebouwd, zodat de combinatie niet „knikt“ en de aanhangwagen niet blokkeert.
  • Bij winterse temperaturen moeten op de wagen én op de aanhangwagen winterbanden zijn gemonteerd.
ATTENTIE!
De snelheid altijd aan het weer, het wegdek en de verkeersomstandigheden aanpassen. De aanhangwagenstabilisator mag geen aanleiding zijn tot het nemen van grotere risico's - gevaar voor ongevallen!
  • De natuurkundig bepaalde grenzen kunnen ook door het ESP en de aanhangwagenstabilisator niet worden opgeheven. Dit geldt in het bijzonder bij een gladde en natte weg en bij het rijden met een lichte aanhangwagen.
  • De aanhangwagenstabilisator werkt alleen bij ongeremde aanhangwagens en aanhangwagens met mechanische oplooprem.
  • Slingerende bewegingen van lichte aanhangers worden niet in alle gevallen door de aanhangwagenstabilisator herkend.
  • Op gladde wegen met weinig grip kan een aanhangwagen ondanks de aanhangwagenstabilisator „knikken“.
  • Aanhangwagens met een hoog zwaartepunt kunnen nog voordat een slingerbeweging optreedt, kantelen.
  • Wanneer het aanhangwagenstopcontact is bezet, maar er geen aanhangwagen is aangesloten (bv. bij een fietsdrager met verlichting), kan het voorkomen dat in extreme rijsituaties plotseling automatisch door de aanhangwagenstabilisator wordt geremd.
  • Let op de verdere informatie en waarschuwingsaanwijzingen Link.